Vlaamse Wonderjaren

Dit speelt nu bij Vlaamse Wonderjaren:

Yvonne Henneco (1929-2019)

De Antwerpse revue-artieste Yvonne Henneco (17 januari 1929 – 13 april 2019) was naast Jetty Gitari en La Esterella een van de productiefste Vlaamse diva’s van de jaren ’50, in de volle succesperiode van de 78-toerenplaten. Ze zong meestal voor het Metropolis Amusements Ensemble van Marcel Hellemans, waar ze in 1953 Enny Denita opvolgde. Voor datzelfde orkest nam ze de daaropvolgende jaren ook een vijftiental duetten op met Jan Verbraeken.

Ze was in 1953 de allereerste zangeres op de Vlaamse televisie, toen nog de NIR. Daar zong ze ‘O Lieve-Vrouwetoren’, dat later het grootste succes werd van La Esterella.

Yvonne Henneco (1956)

Yvonne overleefde ook de (op 1 januari 2013) overleden Amerikaanse country-legende Patti Page van wie ze in 1953 het aandoenlijke liedje ‘(How much is) that doggie in the window’ in het Nederlands bracht.

Eind jaren ’50 leerde ze in Amsterdam de Nederlandse entertainer en presentator Henk Van Montfoort (1931-2002) kennen, met wie ze trouwde. Daardoor werd Henk een halve Belg en ook een van onze populairste variétéartiesten tot diep in de jaren ’80. Later scheidde ze van hem en begon ze met haar nieuwe levenspartner een restaurant-tearoom op de zeedijk van Duinbergen.

Bij Vlaamse Wonderjaren hoor je volgende liedjes van Yvonne Henneco:

  • Bloemen voor je moeder – 1957
  • Fiesta d’amore – 1958
  • Gejaagd door de wind – 1955
  • Hoeveel kost dat leuke hondje – 1953
  • Judas – 1955
  • Leen me nog een kusje – 1953
  • Meer en meer – 1953
  • Moeder – 1958
  • Op Jamaica – 1953
  • Postiljon – 1955
  • Soldaatje er is een briefje voor jou – 1955
  • Speel nog eenmaal voor mij Habanero – 1958

Duetten met Jan Verbraeken:

  • De Schoenmaker – 1955
  • Laat ons liefste samen varen – 1957
  • Oh Heideroosje – 1954
  • Salamanderwals – 1959
  • Volkspotporrie – 1955
Je zou ook interesse kunnen hebben in...

« Ik ben een poos de Trini Lopez van Vlaanderen geweest: ik trad op met niet meer dan bas, gitaar en zang. Als ik ergens toekwam, zocht ik ter plekke een bassist, later ook een drummer. Die vond je dan bij de lokale orkesten. Dat was elke week weer de vingers kruisen en ik was dat al vlug beu. Staf en ik werden daar snel handig in: als we het dorp binnenreden, keken we even op de affiche van die avond: “tof, De Karina's spelen hier straks ook, die pianist van hen, Leo Caerts, zal er dus zijn., Dan gingen we Leo vragen of hij me wilde begeleiden die avond; later is hij ook in mijn groep gekomen. »Will Tura
De Standaard - 31 juli 2010